Werkgever in de vleesverwerkende industrie verzoekt de rechter om de arbeidsovereenkomst met een medewerker te ontbinden vanwege het vervallen van arbeidsplaatsen door de beëindiging van de activiteiten van de onderneming. Heeft de werkgever wel de vrijheid om zijn bedrijf te sluiten?

Toetsing staking activiteiten
Vooropgesteld wordt dat een werkgever in principe de vrijheid heeft om zijn bedrijf te sluiten als hem dat gegeven de omstandigheden juist voorkomt. Bij de toetsing van die beslissing dient de rechter zich terughoudend op te stellen.

Wel moet de werkgever zich verantwoorden tegenover het UWV. Het UWV toetst aan de hand van interne beleidsregels of wat wordt aangevoerd het verzoek om een ontslagvergunning voldoende ondersteunt. Als dat niet het geval is, of andere voor de hand liggende oplossingen mogelijk zijn, wordt een vergunning geweigerd. In deze zaak heeft het UWV de ontslagvergunning geweigerd omdat werkgever onvoldoende had aangetoond dat hij de onderneming heeft gesloten. De kantonrechter moet bij de beoordeling van een verzoek op grond van bedrijfseconomische omstandigheden dezelfde criteria hanteren als het UWV. Er is dus sprake van een volledige toets door de kantonrechter.

Anders dan het UWV is de rechter van oordeel dat werkgever voldoende heeft aangetoond dat hij al zijn activiteiten heeft gestaakt. De activiteiten zijn niet verplaatst naar een andere locatie, maar gestopt. Er wordt geen vlees meer verwerkt.

Toetsing noodzaak staking activiteiten
Vervolgens beoordeelt de rechter of de werkgever in redelijkheid mocht besluiten om de activiteiten te beëindigen. De argumenten die de werkgever aanvoert om de activiteiten te stoppen vindt de rechter te zwak. Zo zou de kwaliteit van aangeleverde producten een rol spelen, maar de specificaties waren nog niet goed vastgesteld en gecommuniceerd. Ook was er volgens de rechter een intern nog op te lossen aansturingsprobleem. Het personeel werd aan zijn lot overgelaten. Bij een eerdere reorganisatie was het kennelijk de bedoeling om slechts de klanten over te hevelen en heeft het vleesverwerkende bedrijf geen echte kans gekregen om zich zelfstandig te ontwikkelen.   

Conclusie
Vast is komen te staan dat de vleesverwerkende activiteiten van de werkgever definitief zijn beëindigd. De rechter is echter van oordeel dat werkgever in redelijkheid (nog) niet tot deze bedrijfsbeëindiging had mogen overgaan. Dit heeft tot gevolg dat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische omstandigheden zal worden afgewezen. 

Let op: Het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten is een keuze die een werkgever, binnen de grenzen van goed werkgeverschap, mag maken. De rechter toets wel degelijk of de bedrijfssluiting redelijkerwijs een grond mag zijn voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst.